Kathedraal van Santiago de Compostela
Santiago de Compostela dateert van ongeveer 850. De stad groeide rond de kapel van Sint Jacobus waarin de relieken van de apostel werden bewaard. Een grotere kerk die inmiddels op de plaats van de kapel gebouwd was, werd in 997 vernield door Al Mansur toen hij de stad verwoestte. De schrijn van de apostel werd echter bewaard. De huidige kathedraal dateert bijna geheel uit de 11e,12e en 13e eeuw en is uniek in Spanje omdat deze van alle kanten bezien kan worden. De hoofdingang van de kathedraal is op het Plaza del Orbradoiro en kan bereikt worden door de monumentale trap. Sint Jacobus is in het centrum geplaatst terwijl zijn hand toepasselijk rust op een wandelstok. De centrale pilaar van de deur staat bekend als de Pelgrim Pilaar omdat pelgrims bij binnenkomst van de kathedraal hun handen erop leggen als teken van een veilige aankomst.
Boven het hoge altaar, in het oostelijke gelegen eind van het gebouw, is een beeld van Sint Jacobus. Het graf van de apostel bevindt zich in de crypte onder het hoofdaltaar. Om Santiago te eren betreden de pelgrims een trap achter het hoofdaltaar om zo het beeld tot dichtbij te kunnen naderen en de zoom van de mantel te kunnen kussen. De gildebroeders en gildezusters van het Sint Jacobusgilde gingen ook achter het beeld langs om de Jacobusschelp aan de mantel aan te strijken. De schelp was meegenomen vanuit de eigen parochiekerk Sint Jacobus de Meerdere.
Bij speciale gebeurtenissen zoals jubileumjaren of op de feestdag van de apostel, wordt de dienst afgesloten met de populaire attractie van Santiago de Compostela, de ‘Botafumeiro’. Bij deze gelegenheden wordt het grote wierookvat van Sint Jacobus binnengebracht. Deze is, met zijn lengte van circa twee meter, de grootste ter wereld. Het vat wordt dan vastgeknoopt aan een touw en katrol en meer dan dertig meter hoog in de transept van de kathedraal heen en weer gezwaaid boven de hoofden van de kerkgangers, de lucht vullend met de geur van wierook. De oorspronkelijke functie van de ‘Botafumeiro’ was om de stank die de pelgrims met zich mee brachten te verdrijven. Als men het wierookvat met duizelingwekkende vaart heen en weer ziet gaan kan men zich hier wel iets bij bedenken.