Heilige Jacobus de Meerdere

Jacobus de Meerdere; vechtjas en pelgrim (25 juli)

Jacobus behoorde tot de binnenste kring van Jezus’ vertrouwelingen. Met Petrus en Johannes was hij getuige van gebeurtenissen, waar de andere apostelen op een afstand moesten blijven. In het evangelie wordt hij ‘donderszoon’ genoemd. Misschien om zijn vurige welsprekendheid; hij kon kennelijk een goede donderpreek houden. Anderen zeggen dat hij een opvliegend karakter had. Jacobus verkondigde het evangelie in Jeruzalem en Judea en stierf in 44 de marteldood. Dat is zo ongeveer wat we zeker van hem weten. De legende vertelt gelukkig meer. Jacobus de Meerdere (‘de oudere’) trok naar Spanje om het evangelie te verkondigen. Daar bracht hij het tot Spaanse nationale heilige. Hij had een actief aandeel in de strijd tegen de Arabieren. Daarom wordt Jacobus soms afgebeeld als een ridder te paard die met een zwaard de Moren te lijf gaat. Zijn stoffelijke resten kwamen in Santiago de Compostela terecht en maakten die stad tot één van de beroemdste bedevaartsoorden van Europa.

De Pelgrimage

Jacobus wordt zo sterk met de bedevaart naar zijn graf geassocieerd, dat hij zelf ook als pelgrim wordt afgebeeld: met grote hoed, Jacobusschelp, pelgrimstas en -staf en met waterkruik. Vele duizenden mensen hebben de pelgrimstocht naar Santiago ondernomen. Dat gebeurt niet altijd uit religieuze motieven. Het is ook een enorme sportieve prestatie om te voet of met de fiets naar noordwest Spanje te gaan. Toch zit er vaak meer achter. Veel mensen zoeken stilte, inkeer, de confrontatie met zichzelf en met God. En daar biedt de lange tocht naar Jacobus’ graf alle gelegenheid toe.

Sint Jacobus en de Bijbel

In het algemeen wordt geloofd dat de Sint Jacob, Santiago, in Spanje gepreekt heeft. Hier zou de Maagd van de Zuil aan hem verschenen zijn. Hij was een van de apostelen en had samen met zijn broer de bijnaam Boanerges (Zonen van de Donder). Op zijn terugkeer in Palestina werd hij door Herodus – Agrippa onthoofd. Zijn volgelingen namen zijn lichaam via de haven Joppa naar Galicie, waar ze hem aan de voet van de Libredon begroeven. Als gevolg van oorlogen en ontvolking raakte deze christelijke bedevaartsplaats vergetelheid. (naar: Irieense Kronieken) Samen met zijn broer Johannes en met Petrus vormt Jacob de Meerdere de top drie van de apostelen. Hij was aanwezig bij de gedaanteverwisseling, toen Jezus in een kolom van licht veranderde. Hij was in Getsemane toen Jezus vroeg om ‘de beker aan hem voorbij te laten gaan..’. Jacobus en zijn broer Johannes waren de twee onafscheidelijke neefjes van Christus. Hun vader Zebedee was getrouwd met Salome, de zus van de maagd Maria. Zij had geld en was een van de sponsors van Christus. Zij was de geldschietster van het laatste avondmaal. Met haar vraag om haar zonen een goede plek te geven in het Hemelse rijk komt ze over als zo’n typische ambitieuze moeder, die voortdurend probeert haar zonen in de schijnwerpers te zetten. Ook niet echt gunstig is het beeld dat de bijbel van Jacobus en zijn broertje schetst. Op een bepaald moment, als Christus geconfronteerd wordt met een stel sceptici, roepen de twee om het hardst dat ze op zijn bevel hen wel eens met hemelvuur zullen vernietigen. (Lucas 9:5) Jezus antwoordt hierop dat hij niet gekomen is om ‘mensenlevens te vernietigen, maar ze om ze te redden.’ Het is na deze gebeurtenis, dat Jezus hen de Donderzonen, Boanerges, noemt. Met enig ironie waarschijnlijk, het wordt tenslotte gezegd door dezelfde persoon, die ooit op een bruiloft alle water in wijn veranderde. Een andere keer nemen ze Jezus C. apart om zich te verzekeren van de beste plekjes in de hemel. Ze willen links en rechts van hem zitten. (Marcus10:38) De sarcasme van zijn vraag: ‘Kunt gij dan uit mijn beker drinken?’ ontgaat hen, als ze antwoorden: ‘Kunnen we!’ Jezus redt de situatie door te zeggen, dat het niet aan hem is om die plaatsen te vergeven. De andere apostelen waren niet echt dol op de twee. Ze waren de neefjes van Jezus. Hun moeder had geld. En ze waren echte strooplikkers. Maar als de apostelen dus horen wat de neefjes nu weer hebben geprobeerd zakt hun toch al niet zo geweldige populariteit naar een nieuw dieptepunt. (Marcus 10:41)